Geld

Geld (nood), kerstvoorstellingen, papier, bedrukt
December 1921, Kahla, Duitsland

Het noodgeld ontstond in de jaren 1914 - 1918 en was t/m 1924 in omloop.
De grondstoffen werden verschrikkelijk schaars. Men maakte schoenen zonder leer, kleding en ondergoed van papier, bakte brood zonder meel en maakte geld van papier, hout en porselein. Gouden en zilveren munten verdwenen. Duitsland moest al zijn inkopen in het buitenland met goud betalen. Hoe langer de oorlog duurde des te zeldzamer werden goud, zilver en andere edele metalen. Alle metalen werden gebruikt voor de oorlogsindustrie. Er kwam geld van klei, ijzer en uiteindelijk van papier. Het “Noodgeld” zag er redelijk goed uit om namaak te voorkomen. De meest uiteenlopende voorstellingen werden er op afgedrukt. Naast het geld wat door het Rijk werd
uitgegeven, kwam er ook geld in omloop dat door de steden zelf mocht worden gedrukt. Speculatie en inflatie zorgden voor de ondergang van het “Noodgeld”. Op het laatst had 1 biljoen (1 met 12 nullen) papiermark de waarde van 20 Goudpfennig. Tijdens het tellen van het geld was de waarde alweer gedaald. In 1924 eindigde de “Noodgeld” periode met de invoering van het
nieuwe geld. De Goudmark werd gelijk gesteld aan één biljoen papiermark en het maken van “Noodgeld” en andere betaalmiddelen werd verboden.

Samenvatting uit Beschrijving “Noodgeld” Lieban, ‘s Schravenhage.